“Over die piep zou ik me geen zorgen maken maar u kunt hier niet meer de weg mee op”. Oh nee. Het moment waarvan we wisten dat zou komen. Onze gouwe ouwe auto is overleden. “Ik zou er geen euro meer aan uitgeven.” Oké. Boodschap is helder. Het hoeft er toch niet extra ingewreven te worden. Nog geen uur eerder had ik de tank nog volgegooid. Oeps. We waren al een beetje aan het rondkijken, maar nu zit er opeens druk op de zoek-nieuwe-auto-ketel want ja, de kinderen hebben een taxi nodig en onze weekendjes-weg ook. Het pasgeboren vrolijke vogeltjeskoor onder de motorkap gaan we missen.
De Schade
Tijdens een proefritje in een “nieuwe” auto biecht Xander op dat zijn vrienden onze gouwe ouwe auto de botsmobiel noemen. Vind je dat erg vraag ik. Nee, want het is toch ook een botsmobiel zegt Xander. Alleen aan de rechterkant probeer ik nog. Het begon ooit toen ik met mijn geweldige – helaas clichématige – vrouwelijke parkeerkwaliteiten erin slaagde de deur van de bijrijder om een paaltje te vouwen. Mare zat vol ongeloof bij me in de auto. Ze was niet te vermurwen. Dit was echt mama’s schuld. Ik kon maar beter snel papa bellen om het te vertellen. De deugniet.
Een jaartje later besloot meneer R. op aangeven van een toen zesjarige Xander achteruit in te parkeren. Volstrekt logisch…. aaaarghh, wie bedenkt zoiets? Laten we het maar gooien op een mooi blindelings vertrouwen in onze kinderen. Papa had hem gewoon eerst moeten uitleggen dat bij achteruit inparkeren je ook rekening moet houden met paaltjes aan de rand van het parkeervak. De rechterkant had er een extra diep litteken bij gekregen. Als klapstuk troffen we ongeveer een half jaar geleden een kapot achterlicht, een mooi schaafwerk langs de rechterzijde en een briefje onder de ruitenwisser aan. Zelfs de kosten van de reparatie van alleen het achterlicht zouden hoger zijn dan de nog resterende waarde van de auto.
Zoek de opvolger
De zoektocht naar een nieuwe auto kwam vooral op conto van Meneer R. Ik moest me nog langzaam loswrikken van de nostalgie van onze gouwe ouwe. Maar ook de toekomstige druk om geen deuken te rijden, of de angst voor het moment dat we misschien veel geld moesten spenderen voor een – in mijn ogen – slechts noodzakelijk gebruiksvoorwerp. Ik moest natuurlijk wel de indruk wekken ook mee te zoeken dus gooide her en der een balletje op.
We reden jarenlang rond in een grijze auto met rode motorkap omdat ik toen de garage belde had gezegd dat me dat een prima idee leek. We reden jarenlang rond in een auto waarvan het dak dankzij een goede hagelbui tot een mooi heuvellandschap was verworden, en de kachel en airco kapot was waardoor we ook in de winter met het raam open moesten rondrijden. Beide auto’s waren overleden aan de rand van de snelweg. Zoals het hoort. Tenminste vind ik. Straks moest ik misschien aan een echte grote mensen-auto geloven.
Na proefrit 1, proefrit 2, een foto-sessie met de kinderen op de gouwe ouwe ter afscheid, een volle vuilniszak vol snoeppapiertjes, lolly-stokjes, onherkenbare voorwerpen, vier ijskrabber, lege pakjes drinken, oneindig internet afstruinen en veel van “wat zullen we nu doen”…. hebben we vanochtend een “nieuwe” auto gekocht. Een mooi toonbare auto voor weinig geld. Goed onderhouden maar van middelbare leeftijd. Een grote mensen-auto maar met een knipoog. Stiekem gewoon het middelbare broertje van de gouwe ouwe.